Actie voor studenten in Kirkuk: adopteer een student

Op Onder het motto “adopteer een student” worden sponsorgelden gezocht, om studenten van diverse achtergronden – christenen, yezidi’s, moslims; meisjes en jongens – in de gelegenheid te stellen hun studie in Kirkuk af te ronden. Onder meer Kerk en Vrede, Ludgerusparochie Utrecht, het Utrechts Platform voor Levensbeschouwing en Religie en de Congregatie der Zusters van “De Voorzienigheid” doen hieraan mee. Mensen die willen bijdragen aan het project kunnen dit doen via bankrekeningnummer: NL74INGB0000435382 t.n.v. Kerk en Vrede, onder vermelding van “Kirkuk”.

Zr. Yosé Höhne-Sparborth was verschillende keren de gast van aartsbisschop Mirkis van de Chaldeeuws-Katholieke Kerk en bezocht de daar aanwezige vluchtelingen.De christelijke gemeenschap van Suleymania en Kirkuk, ongeveer zevenduizend leden, vangt zo’n vierduizend vluchtelingen op! Mgr. Mirkis geeft daarbij speciaal aandacht aan de opvang van studenten. Jonge mensen de gelegenheid bieden om hun studie af te maken, zodat ze hun land kunnen helpen opbouwen is belangrijk met het oog op de toekomst. Er zijn zo’n vierhonderd studenten ondergebracht in een veertiental studentenhuizen. Met de overheid zijn er afspraken gemaakt dat ze gratis onderwijs van de stad mogen volgen. Voor onderdak en voedsel is zo’n tienduizend dollar per maand nodig. “Dat is voor Mirkis de grootste kostenpost. Hij legt hier prioriteit, want als je praat over hoop voor de kerk en voor de minderheden in Irak en Syrië moet je zorgen dat je kader vasthoudt dat de samenleving kan opbouwen.”

Zr. Yosé reist regelmatig naar Irak, om het contact met de christelijke gemeenschap daar te onderhouden en om hier in Nederland verhalen van hun grote veerkracht en moed onder de aandacht te houden en om te zoeken naar ondersteuning oor de mensen in Kirkuk en Suleymania zodat ze weer een goed bestaan kunnen opbouwen.

Ons laten uitdagen als christenen
Gesprek van zr. Yosé Hohne-Sparborth met Yousif Thomas Mirkis, bisschop van Kirkuk

In de laatste weken van 2014 verbleef zr. Yosé Hohne-Sparborth zes weken tussen Iraakse vluchtelingen in Koerdistan; duizenden mensen die gevlucht zijn voor het geweld van IS. IS – of Daísh – presenteert zich als de zuivere islam, als de praktijk die Mohammed voorschrijft. Hoe ziet de bisschop van Kirkuk, Yousif Thomas Mirkis, dat? Hij pleit immers steeds voor verzoening?

Mirkis: Dat is de kernvraag, die je stelt. Die vluchtelingen zijn bang, boos en wanhopig. Ik ga ze niet tegenspreken. Het is ook therapie, dat ze zich kunnen uitspreken, dat ze hun angst verwoorden. Daar mag ik niet tegenin gaan als pastor. Althans, niet discussiërend. Tegelijk mag ik zelf niet die emotie overnemen of in eigen emotie blijven steken.

Als pastor moet ik goed blijven luisteren en kijken en zoeken naar de ingangen die ik vind; om hen weer terug te voeren tot wat wezenlijk christen zijn is. Jezus nodigde ons uit om te leven in verzoening, om te vergeven. Zeven maal zeventig maal. Dat gaat niet over kleine ongemakken. Zeven maal zeventig maal betekent: een leven lang. Ook als iemand je hele bestaan onderuit haalt, probeer je jezelf toe te werken naar die beslissing: ik wil vergeven. Dan leef je een opdracht. Maar je kunt niet zomaar even vergeven. Dat mag ik niet verwachten van de mensen. Maar ik probeer ze wel te helpen om aan dat levenslange proces van vergeven te beginnen. In Irak doen we dat al minstens veertig jaar.

Als theoloog en bisschop moet ik daarnaast veel breder kijken. Ik moet helpen begrijpen wat er gaande is in de wereld. Ik dien te analyseren; tegelijk breed en scherp te kijken. Nu was er die vreselijke aanslag in Parijs. De media zoemen er met hun camera’s op in. We zitten er via de televisie bovenop, heel dichtbij. Dat slaat emoties los. De media bespelen die emoties.
Wereldwijd worden de media gedomineerd door westerse belangen. De media laten ons zien wat de dominante westerse wereld wil dat wij zien. Er zal gegeneraliseerd worden. Dat generaliseren is een virus. Het werkt aanstekelijk. Het generaliseren gaat van het westen uit, dat wordt altijd weer vergeten. De westerse wereld lijkt steeds weer een vijand nodig te hebben. De vraag is waarom? In het westen worden nu de moslims als het grote kwaad gezien.
Da’ish is daaruit kunnen ontstaan: bij ons en bij jullie. Da’ish doet het na: zij zien zichzelf als goede moslims, die de zuivere islam leven. Anderen zijn het kwaad, de zonde. Die moeten dood. Dus doden ze. Als we hen nadoen, zo dodelijk generaliserend, dan hebben ze al gewonnen. Dan zijn we al verloren.

We moeten wel helder hebben dat het gangs zijn. Gangs die zelfs een staat kunnen overnemen. Dat moet gestopt worden.

Maar Da’ish is ook een alarm. Er gaat een alarm af, want er is een groot gevaar dat op ons afkomt. Europa is een kasteel geworden. Lampedusa is er het symbool van. Waarom wordt Europa steeds meer als Israël met een hoge muur om zich heen? Zonder te kijken wat er achter die hoge muur gaande is? Wat veroorzaken jullie bij die mensen achter die hoge muur?

De angst van de vluchtelingen begrijp ik. Ik zal hen niet tegen spreken. Maar angst is iets anders dan haat. Ik zal trachten te voorkomen dat hun angst in haat zal verkeren. Da’ish heeft niets met islam te maken. Integendeel, de moslims zijn het meest slachtoffer. Da’ish heeft hun godsdienst gekaapt en er een dodelijk wapen van gemaakt. Moslims zijn ook slachtoffer. Da’ish heeft bij ons al meer moskeeën dan kerken opgeblazen. De christenen zijn gevlucht uit Mosul. Moslims bleven, zij dachten veilig te zijn. Velen zijn inmiddels gedood. Da’ish heeft niets met islam te maken. Da’ish is maffia, is crimineel, is gang. Da’ish preekt haat. Als we dat overnemen, stevenen we op het einde van de wereld af.

Als christelijk theoloog geloof ik in de erfzonde. Als maatschappelijk gegeven waar niemand los van staat. Dat maakt me bescheiden; op diverse manieren. Omdat er de erfzonde is, zijn mensen maar beperkt verantwoordelijk voor het kwaad dat ze stichten. Daarom kan ik vergeven, daarom moeten we vergeven. Tegelijk – omdat ik geloof in de erfzonde – kan ik nooit zover komen dat ik de ander tot zonde verklaar en mezelf buiten schot houd. Ik weet, dat de ander niet meer dan ik aan zonde onderhevig is. Ik kan dus nooit menen, dat de ander meer verdient dan ik om te sterven.
Ik kan dus niet doden. Ik kan niet generaliseren, want dat is niet meer of minder dan ‚de ander’ tot voorwerp maken, waar je je haat op kunt loslaten.

We moeten ons nu als christenen laten uitdagen tegen dat dodelijke generaliseren. En ons afvragen wat voor een economie dat is, die fundamenteel is gebouwd op wapenproductie.